Groen Hart Leudal (GHL) is een vrijwilligersorganisatie die zich toelegt op onderwijs op het gebied van natuur en milieu.
Onze enthousiaste en deskundige vrijwilligers, waarvan velen afkomstig uit het onderwijs, bieden leerkrachten ondersteuning bij hun lessen. Dit volledig afgestemd op uw onderwijsmethode (o.a. Jeelo) én met alle aandacht voor de te behalen kerndoelen. Alle projecten sluiten aan bij het natuur- en wereldoriëntatieprogramma van het basisonderwijs. U ziet dan ook (in de brochure) bij elke activiteit welke kerndoelen hier betrekking op hebben.
Groen Hart Leudal heeft een aantal kant-en-klare lessen, maar is ook bereid om in overleg met de leerkrachten, nieuw lesmateriaal te ontwikkelen.
Zo hebben we een aantal ontdekkingstochten, waarbij de leerlingen met onze gidsen de natuur intrekken en daar getracteerd worden op onderwerpen aangaande dieren, planten, bomen en milieu. Ook kunnen we specifieke lessen / doe-momenten aanbieden over dieren, waterkwaliteit en duurzaamheid.
Groen Hart Leudal biedt deze lessen aan die de taak van leerkrachten verlicht. Natuurlijk is het leuk voor de kinderen om eens een andere persoon voor de klas te zien of een leuk uitje te hebben, maar natuurlijk blijft onze doelstelling dat hetgeen wij doen geen extra kostbare onderwijstijd in beslag neemt én daarnaast ook de leerkracht ontlast. De lessen die Groen Hart Leudal verzorgt komen in plaats van wat de leerkracht behandelt.
Bladert u rustig eens door onze brochure (klik op de afbeelding hiernaast) en/of neem vrijblijvend contact op met de werkgroep gidsen. Geef in de mail aan waar uw belangstelling naar uitgaat en wanneer, waar en hoe we het beste met u in contact kunnen treden.
We tonen hieronder een deel van onze kant en klare lessen / excursies, die we scholen kunnen aanbieden. Voor een volledig programma (incl. voorwaarden en kosten) download u onze brochure.
Geïnteresseerd?
Voor nadere informatie of boekingen stuurt u een mail naar de werkgroep gidsen o.v.v. waar uw interesse naar uitgaat, welke data en tijden het betreft, aantal deelnemers, enz.
Spoedig daarna neemt een van onze gidsen contact met u op.
Ontdekkingstochten
Groen Hart Leudal heeft voor elke leeftijdsgroep een wandeling/excursie in de natuur in het programma opgenomen.
Elk van onderstaande activiteiten kent varianten die passen in de verschillende seizoenen seizoen. Wij vinden het belangrijk dat kinderen al op jonge leeftijd de natuur intrekken, het belang van de natuur erkennen en deze ook respecteren.
Al onze activiteiten starten met een kennismaking van leerlingen en gidsen, het peilen van de voorkennis van de leerlingen en een interactieve kennisuitwisseling. Kennisvergaring wordt afgewisseld met spelvormen, waarbij ook voldoende aandacht voor beweging is. In principe zijn de ontdekkingstochten voor groep 3-4-5-6-7-8 BSO gebaseerd op een wandeling samen met een gids. Eventueel kan daar een soort speurtocht van worden gemaakt, waarbij de leerlingen onder leiding van een docent of ouder van station naar station lopen. Bij elk station volgt dan uitleg over een bepaald onderwerp.
Het kabouterpad is een ontdekpad rond het bezoekerscentrum Leudal of in een door de school gekozen omgeving. De leerlingen gaan in kleine groepjes, elk met een gids of leerkracht, het pad langs waarbij de kabouters de weg wijzen.
Bij elke kabouter wordt de leerling een opdracht gegeven of vindt een interactie plaats tussen de gids en de kinderen. De (eenvoudige) opdrachten, waarbij alle zintuigen geprikkeld worden, zijn aangepast aan het seizoen. Aan de hand van korte verhaaltjes en opdrachten leren de kleuters de natuur in hun omgeving goed kennen en benoemen.
Kabouters zijn fantasiefiguren die sterk in verband worden gebracht met natuur. Ze houden van planten en dieren en gaan daar met zorg mee om. Ze zijn een gids voor de leerlingen, die de natuur leren zien door de ogen van de kabouters. Op die manier wordt kennis toegankelijk gemaakt.
De schoolgids heeft een keuze gemaakt wat betreft de opdrachten. Deze keuze komt tot stand door uit te gaan van het jaargetijde en de organisatiemogelijkheden op dat moment..
Voor leerkrachten is op aanvraag een document beschikbaar dat mogelijk gebruikt kan worden in de klas als voorbereiding of verwerking van de les.
De leerlingen gaan samen met de gidsen het bos in.
Interactief en voortbordurend op wat de kinderen al weten en/of in de vorm van een opdracht wordt aandacht besteed flora, fauna, klimaat en milieu. Een en ander wordt afgewisseld met luister- en ontdekspelletjes. Ook is er gelegenheid voor de leerlingen om zich uit te leven.
Het gaat om de totale natuurbeleving en waarbij alle zintuigen geprikkeld worden.
Inhoud
In overleg met de leerkracht kan een keuze worden gemaakt en kunnen onderwerpen worden weggelaten of toegevoegd.
Het is lente en het begint te kriebelen om de wijde natuur in te trekken. Onder de eerste zonnestralen en onder leiding van een gids wordt een interactief programma aangeboden. En ook hier is het van belang dat de kinderen de natuur ruiken, horen, zien, voelen en proeven.
En natuurlijk wordt ook ruimte gereserveerd om zich uit te leven.
Inhoud
In overleg met de leerkracht kan een keuze worden gemaakt en kunnen onderwerpen worden weggelaten of toegevoegd.
Inhoud
|
In overleg met de leerkracht kan een keuze worden gemaakt en kunnen onderwerpen worden weggelaten of toegevoegd.
In de herfst wordt het al wat frisser. Kinderen gaan warm gekleed en met laarsjes de vrije natuur in. Paddenstoelen trekken in dit jaargetijde al gauw de aandacht.Maar daar blijft het niet bij getuige de hieronder beschreven inhoud.
Inhoud
- Afval onderweg
- Specifieke kenmerken voor het seizoen / wat gebeurt er in de natuur
- Paddenstoelen
- Zaden en vruchten (verspreiding van zaden)
- Weer en klimaat
- Vogels, dieren, diersporen, schutkleuren
- Hoe wapenen dieren zich tegen de winterkou / trekvogels
- Geuren en kleuren van de herfst
In overleg met de leerkracht kan een keuze worden gemaakt en kunnen onderwerpen worden weggelaten of toegevoegd.
Specifiek voor de groepen 7 en 8 heeft Groen Hart Leudal deze wandeling in het leven geroepen.
Tijdens een stevige en wat langere wandeling gaan we het Leudalgebied ontdekken.
Uiteraard staat tijdens deze activiteit de natuur weer centraal, maar er zal zeker ook aandacht zijn voor het milieu en het cultureel erfgoed van deze streek.
De gidsen kunnen voor de leerlingen een aantrekkelijk en uitdagend programma samenstellen, maar de leerkracht kan ook vooraf aangeven wat hij of zij aandacht aan besteed wil zien.
Enkele suggesties:
- Natura 2000
- Molens
- Het ontstaan van het Leudal
- De eerste bewoners van het Leudal
- Verklaring van de seizoenen
- Big 5 en andere bewoners van het Leudal
- Driestromengebied
- Opwarming aarde
- Elisabethklooster
- Volksverhalen
- ……
De gidsen zullen op een interactieve wijze de leerlingen aftasten op wat ze weten en daarna dieper op de materie ingaan.
Uiteraard is het ook mogelijk om leermomenten af te wisselen met mentale uitdagingen en/of fysieke bezigheden.
Bevers
Bevers worden wel de waterbouwkundige ingenieurs van het beek- of rivierdal genoemd. Bevers zijn knagers. Het zijn vegetariërs die voornamelijk waterplanten, twijgen en boombast eten. Met hun beitelvormige snijtanden knagen ze complete bomen om; om ervan te eten, om er beken mee af te dammen of om burchten mee te bouwen. De houtbehoefte is wel 4.000 kilo per jaar: zo houden zij de boomgroei in toom, maken ze open plekken waar weer planten en bloemen kunnen groeien, zorgen ze voor een gevarieerde structuur en leeftijdsopbouw van het bos en verschaffen ze grote hoeveelheden klinkhout, een verzamelnaam voor al het dode hout langs en in de rivier.
Op plaatsen waar bevers dammen bouwen, zorgen ze bovendien voor extra dynamiek in het landschap. Achter de dam knagen bevers bomen om en verwerken het hout in de dam. De bast van takken en twijgen dient als wintervoer. Door de plaatselijke stuwing ontstaat een grotere diversiteit aan stroomsnelheden in het watersysteem, hetgeen tot meer variatie leidt in de fauna onder water. Het gevormde bevermeer vangt sediment van het beekje in, waardoor de dalbodem ophoogt. Het ondiepe water is een eldorado voor kikkers, libellen en andere waterdieren. In deze bevermeertjes groeien waterplanten, die door bevers gegeten worden. Zo creëren ze een extra voedselbron voor zichzelf.
In 2002 zijn bevers uitgezet in het natuurgebied Leudal, twee paartjes waarvan één stel met jong kregen de vrijheid. Bovendien had een maand eerder zich ook al een exemplaar spontaan gevestigd in het beekdalengebied.
De bevers voelden zich thuis in het Leudal. De dieren hebben burchten gebouwd, territoria gemarkeerd en beverkinderen gekregen. Inmiddels wonen er in het Leudal 35-40 bevers en is er sprake van een tiental territoria. Vooral door de vele knaagsporen is de aanwezigheid van de bever zichtbaar in het gebied.
Na een korte film bespreekt de gids op interactieve wijze met de leerlingen de bever en maakt daarbij gebruik van een presentatie en bevermateriaal (opgezet dier, knaagsporen etc.).
Daarbij komen zaken als lichaamsbouw, leefwijze, leefomgeving, voedsel, veiligheid en voortplanting aan bod.
Na de film en de presentatie krijgen de leerlingen een kleurplaat waarop de bouw van een bever, zijn burcht en de sporen die hij achterlaat duidelijk te zien zijn. Bedoeling is dat de kinderen op deze plaat aantekeningen maken en bij voldoende tijd de plaat gaan inkleuren, hetgeen eventueel ook later op school of thuis kan gebeuren.
Waar mogelijk gaan de gidsen ook met de kinderen het bos in om beversporen te ontdekken.
Na de kennismaking van leerlingen en gidsen wordt een film vertoond. Daarna volgt op interactieve wijze een presentatie, waarbij zaken over de bever aan de orde komen zoals lichaamsbouw, leefwijze, leefomgeving, voedsel, veiligheid en voortplanting.
Tijdens de les wordt gebruik gemaakt van een opgezette bever. Aan de hand daarvan wordt uitleg gegeven. Ook kan worden getoond welke knaagsporen de bever in de natuur achterlaat.
Ook krijgen de leerlingen een boekje waarin allerlei opdrachten zijn verwerkt. Doel hiervan is om te zien of de leerlingen de informatie tot zich genomen hebben. Bij voldoende tijd kan het boekje worden ingevuld tijdens de les, maar dat kan eventueel ook later op school.
De gidsen gaan, waar mogelijk, ook met de kinderen het bos in om beversporen te ontdekken.
Uilen
Leerlingen maken kennis met een aantal uilensoorten, hun kenmerken en bijzonderheden, hoe ze jagen en wat ze eten. Uilen eten natuurlijk het liefst muizen. Een paar uur na het innemen van voedsel spuugt de uil een uit. Een braakbal zit vol met onverteerbare delen als beenderen, haar en pluimen. Deze braakbal is meestal rond tot ovaal van vorm. Door echte braakballen te onderzoeken leren kinderen meer over het voedsel dat de uil tot zich heeft genomen.
Met een zoekkaart benoem je de skeletonderdelen die je hebt uitgeplozen. Ondertussen oefen je al doende allerlei vaardigheden, zoals het vastleggen van je onderzoeksgegevens, het trekken van conclusies en het gebruik van instrumenten.
De gids vertelt in dialoog met de leerlingen over verschillende uilensoorten, hun bouw en leefwijze en maakt daarbij onder andere gebruik van opgezette uilen.
De leerlingen ontvangen een invulboekje dat tijdens de les wordt ingevuld. Ze worden zo niet alleen actief bij de les betrokken, maar kunnen zo later het geleerde nog eens nakijken.
Ieder kind krijgt ook een braakbal om uit te pluizen. Aan de hand van een zoekkaart en gewapend met pincet, kwastje, satéprikker, etc. wordt bekeken welke prooi(en) de uil heeft verorberd.
Het werkboekje mag mee naar school of huis worden genomen, zodat de leerlingen over een naslagwerk beschikken.
Vlinders
Lang geleden dacht men dat rupsen en vlinders geheel verschillende dieren waren. Het duurde duizenden jaren voordat mensen erachter kwamen dat de kruipende, dikke rups later in zijn leven verandert in een fladderende, tere vlinder. Aan de vlinder gaan heel wat stadia vooraf. Van eitje naar rups, van rups naar pop, van pop naar vlinder. Vlinders staan voor lente, verliefdheid en zorgeloosheid. Helaas is er ook slecht nieuws: veel vlindersoorten hebben het moeilijk in Nederland.In Nederland leven meer dan 2400 soorten vlinders, maar dat zijn niet allemaal dagvlinders. Een groot deel daarvan zijn nachtvlinders of micro-vlinders (heel kleine vlindertjes). Er leven nu nog 53 soorten dagvlinders in ons land. Er zijn er al 17 verdwenen uit Nederland. Dat komt bijvoorbeeld doordat hun leefgebieden aangetast zijn.
De gids en de leerlingen maken allereerst kennis met elkaar. Vervolgens wordt tijdens een interactieve powerpoint-presentatie aandacht besteed aan:
- Het verschil tussen dag- en nachtvlinders
- De verschillende ontwikkelingsfasen van een vlinder
- De lichaamsbouw
- Het nut van vlinders voor de natuur en de mens
- Natuurlijke vijanden
Na de presentatie is er voor de leerlingen een werkboekje “Vlinders” beschikbaar waarin kleur-, invul- en tekenmogelijkheden worden aangeboden.
Voor de leerkracht is een docentenboekje beschikbaar, met daarin antwoorden op alle vragen en opdrachten uit het leerlingenboekje.
Het werkboekje mag mee naar school of huis worden genomen, zodat de leerlingen over een naslagwerk beschikken.
Bijen
Honingbijen zijn sociale insecten. Ze leven in een kolonie. Elk individu heeft een taak in dienst van de kolonie te vervullen. De individuele honingbij bestaat dus eigenlijk niet. In een bijenvolk vinden we: een koningin die als enige eitjes kan leggen, duizenden onbevruchte werksters die uit die eitjes nieuwe bijen opkweken en een aantal darren (mannetjes bijen) die paren met jonge koninginnen. Om het volk te laten voortbestaan moet er heel wat gebeuren. De werksters doen hun naam eer aan: jonge werksters zijn huisbij, Zij verzorgen de larfjes, bouwen de honingraat en helpen bij het opslaan van honing en stuifmeel. Na drie weken vliegen ze uit om water, nectar en pollen te verzamelen, het voedsel voor de ontwikkeling van het bijenvolk. Een werksterbij leeft in de zomer slechts zes weken. De werkverdeling in het bijenvolk is min of meer leeftijdsgebonden. Voor elke taak zijn er altijd werksters beschikbaar.
Nadat de gids en leerlingen hebben kennisgemaakt, start de gids een powerpoint-presentatie op. Op interactieve wijze worden de leerlingen wegwijs gemaakt in de wereld van de bijen. De nadruk van deze les ligt op de honingbij.
De revue passeren onder andere:
- het verschil tussen honingbijen, wilde (solitaire) bijen, hommels en wespen
- het leven van de bij
- onderscheid mannelijk / vrouwelijk (koningin, dar – en het ontstaan daarvan -, werkster)
- onderlinge verbanden (voeding, bestuiven)
- het nut voor de mens
- het leven van de imker
- wat de mens met de producten van de bij doet.
Als de les bij BCL wordt gegeven, dan kunnen we buiten een bezoek brengen aan een bijenhotel en bijenkasten.
Na de presentatie is er voor de leerlingen een werkboekje “Ik was bij de bij” beschikbaar waarin kleur-, invul- en tekenmogelijkheden worden aangeboden.
Het werkboekje mag mee naar school of huis worden genomen, zodat de leerlingen over een naslagwerk beschikken.
Voor de leerkracht is een docentenboekje beschikbaar, met daarin antwoorden op alle vragen en opdrachten uit het leerlingenboekje.
De gids en de leerlingen maken allereerst kennis met elkaar. Vervolgens wordt er met behulp van een filmpje, een interactieve powerpoint-presentatie, materialen over bijen dieper ingegaan op:
- het leven van de bij
- onderscheid mannelijk / vrouwelijk (koningin, dar, werkster)
- onderlinge verbanden (voeding, bestuiven)
- het nut voor de mens
- het leven van de imker
- wat de mens met de producten van de bij doet.
Na de pauze worden de leerlingen over twee groepen verdeeld. Eén groep behandelt eerst hoe een bijenkast (honingbij) er uit ziet, van buiten en binnen, en maakt kennis met de imker en zijn werktuigen. De tweede groep krijgt uitleg over bijenproducten (honing, was, kaarsen,….).
Na een tijdje wisselen de groepen.
Tijdens de les wordt gebruik gemaakt van een werkboekje “Bijen, onze gevleugelde vrienden”.
Het werkboekje mag mee naar school of huis worden genomen, zodat de leerlingen over een naslagwerk beschikken.
Voor de leerkracht is een docentenboekje beschikbaar, met daarin antwoorden op alle vragen en opdrachten uit het leerlingenboekje.
Vleermuizen
Vrijwel iedereen heeft wel eens een vleermuis gezien: ’s avonds in de tuin, op straat of in het park. In de schemering komen ze te voorschijn om als ware luchtacrobaten achter muggen en motjes aan te jagen. Voor sommige mensen een fascinerend tafereel, voor anderen een ware nachtmerrie: de vleermuis. Vleermuizen roepen bij veel mensen akelige gedachten op. Zo zouden vleermuizen in je haren vliegen en je aanvallen om bloed te zuigen en zouden ze allerlei ziektes verspreiden. Niets is echter minder waar. Het gezegde ‘onbekend maakt onbemind’ gaat zeker voor vleermuizen op. Dat vleermuizen heel bijzondere dieren zijn en een belangrijke plaats in de natuur innemen, beseffen maar weinig mensen.
Ze heet vleermuis…maar ze is geen muis. Ze vliegt als de beste…maar ze is geen vogel. Ze heeft ogen…maar kijkt vooral met haar oren. Ze houdt van slapen…maar meestal niet ’s nachts. Vleermuizen griezelig? Welnee, ze zijn best schattig en vooral nuttig. Ze verorberen duizenden insecten per nacht.
Na een kennismakingsgesprek vertelt de gids op interactieve wijze (o.a. met behulp van een powerpoint-presentatie) over verschillende vleermuissoorten, hun bouw en leefwijze. In de presentatie zijn enkele filmpjes verwerkt ter verduidelijking.
De leerlingen maken vooral kennis met het leefgebied van de vleermuis, de seizoenen, de grote en de kleine vleermuizen en komt ook het begrip zoogdieren aan bod. Ook wordt aan de hand van een spelvorm het begrip echolocatie uitgelegd.
Alle leerlingen krijgen een boekje om in te vullen en een aantal vleermuizenplaatjes om in het werkboekje te plakken. Gedurende de les worden de boekjes ingevuld en plaatjes ingeplakt.
Het werkboekje mag mee naar school of huis worden genomen, zodat de leerlingen over een naslagwerk beschikken.
Vleermuizen kunnen vliegen net als vogels maar toch zijn het zoogdieren. Zoals alle zoogdieren hebben ze een harige vacht. Ze leggen geen eieren maar baren hun jongen. Het vrouwtje heeft melkklieren om ze te zogen. Ze krijgen eerst melktanden en pas later hun echte gebit. Het zijn dus zoogdieren en dat is dan ook het enige dat ze gemeen hebben met muizen.
Een vleermuis is het enige zoogdier dat kan vliegen. Dit doen ze met behulp van vliezen tussen de vingers. Het geheel vormt de vleugels. De vleugel is een elastisch vel met spieren en bloedvaten = vlieghuid. Vleermuizen worden ook handvleugeligen genoemd.
Na een korte introductie volgt een groepsgesprek onder leiding van de gids.
Een opdrachtenblad, dat de leerlingen tijdens de les invullen, vormt een onderdeel van deze les.
Het opdrachtenblad mag mee naar huis worden genomen, zodat de leerlingen later het geleerde nog eens kunnen nakijken.
In deze les wordt aandacht besteed aan:
- wat is een vleermuis?
- welke soorten vleermuizen zijn er en welke soorten leven in Nederland?
- wat eet de vleermuis?
- waar woont de vleermuis?
- hoe oriënteert de vleermuis zich (echo-locatie)?
- wat zijn de vijanden van een vleermuis?
- hoe ziet de lichaamsbouw van een vleermuis eruit?
Wateronderzoek
Het water in Nederland raakt vervuild, terwijl schoon water van levensbelang is. Voor jou en voor de insecten en dieren die erin en omheen leven, zoals libellen, vissen en ijsvogels. Niet alleen de kwaliteit van de grote meren gaat achteruit, maar ook die van wateren heel dichtbij. Bijvoorbeeld van de sloten, beken, grachten en kleine plassen in jouw buurt. Uit onderzoek is gebleken dat slechts 22 procent van de gemeten wateren een voldoende krijgt voor waterkwaliteit. Ongeveer 78 procent heeft dus een matige tot slechte kwaliteit. Planten en dieren in en rond het water krijgen door de aanhoudend slechte waterkwaliteit geen gelegenheid te herstellen. Ook wordt het steeds lastiger om van vervuild oppervlaktewater betaalbaar en veilig kraanwater te maken.
De vervuiling heeft verschillende oorzaken. Zoals mest en bestrijdingsmiddelen die in het water terechtkomen via de grond. In onze land- en tuinbouw wordt daar nu te veel van gebruikt. Ook komt vies rioolwater door harde regenbuien regelmatig terecht in het oppervlaktewater. Een laatste belangrijke oorzaak van de vervuiling zijn medicijnresten die via het riool, of omdat ze niet gezuiverd kunnen worden, in ons oppervlaktewater komen. De politiek komt niet met voldoende concrete maatregelen om ons water goed te beschermen tegen vervuiling. Zo wordt de kwaliteit van het water slechter. Daar moet verandering in komen.
Er zijn verschillende manieren waarop men de kwaliteit van een beek of waterpoel kan bepalen. Een, voor kinderen, heel spannende manier om de kwaliteit te bepalen is door te onderzoeken welke beestjes er allemaal in het water leven. De kinderen gaan met een speciaal vangnet naar de waterpoel bij het Bezoekerscentrum. De gevangen waterbeestjes worden verzameld in een bak en met behulp van zoekkaarten gaat men proberen de beestjes op naam te brengen. Veel waterbeestjes zijn te klein om ze met het blote oog te zien en daarom gaan de kinderen met behulp van een microscoop kijken welke kleine waterbewoners en kriebelbeestjes ze gevonden hebben. Na inventarisatie van de soort beestjes gaat men samen met de gidsen de waterkwaliteit bepalen.
Een ander onderdeel van dit wateronderzoek is het veldwerk. Voor het veldwerk gaan de kinderen te voet naar de Tungelroyse beek. In de omgeving van de koebrug gaan ze enkele veldproeven doen zoals het bepalen van o.a. stroomsnelheid, breedte, diepte, zuurgraad pH, temperatuur van het water. Tevens zal men met behulp van zoekkaarten de aanwezige waterplanten op naam gaan brengen.
Deze activiteit van ongeveer 2 uur kan bij voorkeur plaatsvinden bij het Bezoekerscentrum. Het niveau zal worden aangepast aan de schoolgroep en is daarom geschikt voor groep 3-4-5-6-7-8. Indien er een poel of beek bij de school aanwezig is kan het ook op school plaatsvinden. Indien er geen water bij de school aanwezig is dan kunnen de gidsen watermonsters en microscopen meenemen naar school maar dan vervalt de monstername en het veldwerk.
Duurzaamheid
Duurzaam houdt in dat iets oneindig of dat de bron onuitputtelijk is. Wanneer energie opgewekt kan worden uit een bron die onuitputtelijk is, wordt er dus gesproken over duurzame energie. Het gebruik van duurzame energie is van belang voor het milieu, omdat het wordt gezien als hét alternatief voor de schadelijke fossiele brandstoffen (aardolie en aardgas). Bij het opwekken van duurzame energie wordt er gebruik gemaakt van bronnen als de zon, de wind en het water. Deze bronnen zijn oneindig beschikbaar, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen, en zijn ook niet schadelijk voor het milieu. Duurzame energie komt dus in verschillende vormen voor
De les bestaat uit 2 onderdelen.
Voor de pauze wordt een filmpje getoond gevolgd door een interactieve power-pointpresentatie.
Hierbij komen de volgende onderwerpen aanbod: opwarming van de aarde, duurzaamheid, energiebronnen, plastic soep, enz.
Na de pauze gaan de gaan de leerlingen in kleine groepjes aan de slag met praktijkopdrachten. De opdrachten hebben als doel bewustmaking van energiegebruik en werken met duurzame energievormen. We maken hierbij gebruik van leskisten Duurzame Energie welke hiervoor speciaal zijn ontworpen en waarbij leerlingen ook daadwerkelijk ervaren dat energie duurzaam is op te wekken.
Een van de groepjes gaat aan de slag windenergie. Zij onderzoeken welk aantal wieken en welk vorm het meest efficiënt zijn.
Een ander groepje ontdekt dat aardwarmte ingezet kan worden om een huis te verwarmen.
Het derde groepje gaat aan de slag met zonne-energie en onderzoekt wat grootste opbrengst genereert, waarbij gelet wordt op de hoek van het dak en op welke richting ze zijn gericht.
Wordt er gekozen voor een les bij BCL, dan is ook het opwekken van energie middels water een van de onderdelen van de les. Bij de Elisabethmolen wordt dit dan nader toegelicht.