Leo Koster vertelt.

De Stichting Groen Hart Leudal heeft deze wandeling uitgezet op vrijdag 5 april 2024 van 10.00-12.30 uur.
De start: restaurant St. Servaas te Nunhem.
Ik ben tijdig aanwezig, ik heb zicht op de Haelense beek, op een vervallen houten schuurtje en op een Eekhoorn die scharrelt langs de oever, echtpaar Mandarijneend dobbert in de beek. Een Tjiftjaf heeft een veertje in de snavel, is waarschijnlijk al bezig met nestbouw tussen het bramenstruweel.
Op een bruinroestige kolom van cortenstaal is informatie aangegeven over het gebied met voorkomende bloemen, uitgefreesd is “weide” en bovenin zijn Phegeavlinders afgebeeld.
Ik noteer de Winterkoning. Zwartkop en de “lach” van de Groene specht.
Er komen meer auto’s en mensen die ook wel interesse hebben in deze wandeling.
Drie gidsen te weten: Mart, Karin en Betty gaan de 13 personen en één hond rondleiden door dit prachtige- en glooiende gebied. De route wijkt iets af van die zoals zij die voorgewandeld hebben omdat sommige paden door de vele regen te modderig zijn geworden.

Eerst wordt er iets verteld over het ontstaan van dit gebied, nu circa 900 ha groot en deels een Natura-2000-gebied, in zo’n gebied voert het behoud en herstel van de biodiversiteit de boventoon.
We wandelen naar de St. Servaaskapel die voor het eerst in 1744 wordt vermeld. In 1917 werd aan een natuurstenen overkapping aangebracht met daarin een reliëf dat een dopende Servatius voorstelt, met de tekst: H. Servatius bid voor ons en voor de voortplanting des geloofs en: Hier doopte Sint-Servaas uwe eerste christen voorouders. Aan het bronwater uit de bron, die op de berg ontspringt op ca 40 meter boven de waterspiegel van de Leubeek, wordt wonderbaarlijke geneeskracht toegeschreven, het werd gebruikt voor de bestrijding van koorts, griep, astma, keelaandoeningen en beenderziekten. Op de put ligt een houten katrol. De waterpomp tegen de buitenmuur is helaas verdwenen, wel nog aanwezig het plaatje “geen drinkwater”. Tegen de voorgevel een hardstenen plaquette met de tekst: “Hier doopte Sint Servaas in donk’ren heidennacht en heeft met Christus’ leer ons volk het heil gebracht. Sinds wordt Hij vroom vereerd door ’t dankbaar nageslacht, dat herwaarts komt en bidt vertrouwend op Zijn macht, dat drinkt aan de oude bron en heengaat rijk bedacht met schat van zegening en frissche zielekracht”.
Omstreeks mei wordt op het ongeveer 40 meter lange pad naar de kapel door vrijwilligers een bloementapijt gelegd voorzien van Godsdienstige motieven/symbolen en vaak komt in het “tapijt” de naam Servaas of Servatius voor. Even in de kapel; houten banken, brandende kaarsen, blauwgroene tegels aan de wanden, gevuld wijwaterbakje. Als we weer buiten zijn vervolgen we, tussen houten banken door, de route via een smal paadje. Doet me denken aan het gedicht van Riky Simons uit Swalmen.
Mit vanalles d’rop en d’raan, liek ’t waal ’n hinjernisbaan. Hiej poezelt get euver dienne erm of dien bein, dao sjtriek get naeve dien handj. Kiek oet det se dich de kop neet sjteuts aan dae tak aan d’n angere kantj. Door die sjtruuk -zo dun opein en zo oetgelaote- raaks se lasem ingesjlaote. Doe doeks inein, maaks dich klein, treudjs veurzichtig euver sjtrunk en sjtein. Doe maaks ‘ns get mit, belaefs nag ‘ns get; mer jaomergenóg haolt zón sjpannend sjmaal paedje vanzelaevesdaag nootjs de gezet.

Rankende helmbloem staat te bloeien met bleekgele bloemen, dat geldt ook voor de Brem met zijn gele bloemen. Ik zie Dassenpaadjes, Hulst en Winterpostelein. We zien ook een goed belopen Dassenburcht. De Lijsterbes toont al volop haat bladeren. Dan een veldje met Dalkruid.
Jonge boompjes zijn beschermd door stambeschermers, deze zouden zonder nadelige gevolgen opgaan in de natuur. Een Roodborstje zingt zijn liedje. Zowel Kamperfoelie als Klimop zoeken de hoogte op. Acacia’s staan er ook met hun diepe groeven. Dorre Adelaarsvarens maken al plaats voor de nieuwe groene- bisschopsstaffen. We komen bij het Jonkersven. Een vernieuwde bank staat daar met aan de zijkant een geplastificeerd schrijven hoe er moet worden omgegaan met de opgehangen handdoek.

Op het Jonkersven, tussen dorre Lisdoddes, zwemmen Mandarijneenden, een mannetje met het vrouwtje. Hier staat een zomerhuisje met de naam Carpe Diem, het drukkershuisje van de ondergrondse pers, van september 1940 t/m 1 mei 1942 werden in dit bijna onvindbaar huisje in het geheim stencils geproduceerd voor de Oranje Post, een verzetsblad uit de Tweede Wereldoorlog, het werd één keer per 14 dagen uitgegeven.

Tussen de bomen groeit de Bosbes en hier en daar een jonge Taxus. We wandelen langs een Hulst met rode bessen. We genieten van de roffel van de Grote bonte specht. Een Koolmees en Boomklever. Bij een klein boompje is grond weggeschraapt, het werk van een Ree die hier even geslapen heeft. We komen bij de eerste stroom; de Leubeek, die overigens diverse namen kent, zoals Tungelroysebeek (Heythuyserbeek), ze wordt gevoed onder meer door de Raam en wordt vanaf de Elisabethsmolen Leubeek genoemd. Ik hoor het geluid van de Kleine bonte specht. Bosanemonen in bloei, het Lelietje der Dalen nog net niet en rozetten van het Vingerhoedskruid. De Gevlekte dovenetel groeit er ook, doch dit betreft niet de wilde soort, deze is hier d.m.v. tuinafval terechtgekomen. Langs de Leubeek oude knaagsporen van de Bever, hij/zij heeft zelfs de tanden gezet in een naaldboom.

We komen bij de Litsberg, onze kleinkinderen hebben vaker gebruik gemaakt van het touw dat in een Eik is vastgemaakt. De afkalving bij de Litsberg gaat gewoon door. Tussen struiken en bomen groeit het Krentenboompje. We dalen flink af en komen bij de Baileybrug. Dit voetgangersbruggetje stamt uit 1944-1945 en was oorspronkelijk voorzien van houten planken en diende voor aanvoer van munitie en werd aangelegd door een genie-eenheid van de 15e Schotse Infanterie divisie. Ze werd in mei 2013 gerestaureerd, het is nu voorzien van een betonnen brugdek met een leuning aan één kant. Donald Bailey was een Britse ingenieur.

Bloeiende Grote muur met stervormige- witte bloemen. Inlandse kers staat ook te pronken en dat geldt ook voor de Pinksterbloem, ik heb echter nog geen Oranjetipje gezien.
We wandelen naar een opvallende verhoging in het landschap, het is de Groaveberg, circa 6 meter hoog. Hier zijn jonge Douglassen aangeplant, ze zijn beschermd tegen vraat. Hier zien we verse knaagsporen van de Bever en een mooie vrije wand waar de IJsvogel een nest zou kunnen uitgraven.
Mart toont ons de diverse delen van een boomstam; buitenzijde is de schors, dan komt de bast, daarna het cambium, dan het spinthout en binnenin het kernhout. De Bever prefereert vooral het cambium. De prachtige geelkleurige sterretjes van het Speenkruid.

We komen bij de tweede stroom; de Zelsterbeek. In het begin wordt ze Roggelsbeek genoemd, ze ontspringt in de buurt van Meijel. Hondsdraf toont haar blauwkleurige bloempjes. In de berm bloeiende Boshyacinten. Ik hoor het geluid van de Goudvink, krijg echter deze fraaie vogel niet te zien. Look zonder look is ook al volop aanwezig. Een takje van de Amerikaanse vogelkers, ook wel Bospest genoemd, wordt gedeeltelijk geschild, een amandelgeur is te ruiken. In de Zelsterbeek zijn twee levende vangkooien geplaatst, ze moeten het aantal Muskusratten verminderen. Op een omgevallen en over de beek liggende boomstam zitten twee Aalscholvers, een Eekhoorn gaat er stiekem vandoor.

We komen bij de samenvloeiing van de Zelster- en Leubeek. Hier vliegt de Grote gele kwikstaart. Duidelijke opgangen van de Bever zijn er te zien. We stappen over een klein stroompje dat water van een soort gracht afvoert naar de Zelsterbeek. Het water stroomt langs een hier liggend stuwtje. In een Berk groeit een Maserknol. We krijgen afgepaalde stukjes grond te zien, ik weet niet wat hiervan de betekenis is. Links een bijna dichtgegroeid ven waar nog Gagel groeit.
We komen in de buurt van Kinkhoven en hebben zicht op de zandvang van de beek. Voor een voormalig boerderijtje een serie-, jonge-, geknotte Leilindes en tegen de gevel een oude gierpomp, verder het getsjilp van Huismussen. Bij een ander pand een fraai geknotte Leilinde en een Tamme kastanje. Een paars bloeiende Sering.

De “lach” van de Groene specht. We komen bij de derde stroom; de Haelensebeek, (Ghoorbeek) die gevoed wordt door de Uffelsebeek. Van hieruit wordt de beek Neerbeek genoemd dat haar water in de buurt van Kleinhanssum afgeeft aan de Maas. Er wordt informatie gegeven over de Bever, in Limburg ongeveer 1500 Bevers.
We wandelen om Landgoed Neyenghoor heen. We vangen een glimp op van hoeve Ghoor, een boerenburcht, een overblijfsel van het eeuwenoude kasteel Nienghoor uit de 13e eeuw.

Via een klein stukje fietspad parallel aan de Napoleonsweg, komen we bij het Wehrmachthuisje uit 1940 met een waterpomp tegen de voorgevel en een verklarende tekst. Dit Wehrmachthuisje was verbonden met de Duitse Luftwaffe. Het werd gebouwd als onderkomen voor de bemanning van een zoeklicht, meestal 6-8 personen. Een zoeklicht uitgerust met Duits luchtafweergeschut en uiteraard schijnwerpers en ondersteund door nachtjagers, diende om de vijandelijke bommenwerpers omlaag te halen. In het gebied tussen Roermond en Gennep zijn in 1941 ongeveer 40 van dergelijke Wehrmachthuisjes gebouwd en de meesten zijn tot in 1942 in bedrijf geweest. In 1944 trok in dit huisje, geen elektriciteit, geen stromend water, water kwam uit de handpomp, een echtpaar dat 7 kinderen kreeg. Tot 1956 hebben in dit kleine huisje mensen gewoond.

Een Buizerd. Zicht op draaiende windmolens. We steken de Haelensebeek over, hier een insectenhotel. We wandelen langs de tennisbanen van TC Nunhem Zaden, opgericht in 1964 en komen op de St. Servaasweg, een bord vraagt aandacht voor de restauratie van de St. Servaaskapel; Same väör oos Kepèl. Op 24-02-2024 was er al € 56.383,98 ingezameld. Links nog een beeld van St. Servatius, in rechterhand een sleutel, in de linkerhand een Bisschopstaf, het beeld is van de hand van Truus Naus-Bertjens en ingezegend op 08-05-1994. Een fraaie wandeling zit er op, het is 12.30 uur, dank aan de gidsen.

Scroll naar boven