
De bekendste watermolen in het Leudal is Leumolen. Volgens oude geschriften bestond deze molen al in de 14e eeuw. Het huidige aandrijfwerk van de oliemolen stamt nog uit de 16e eeuw. De Leumolen is een gecombineerde graan- en oliemolen. In 1733 werd -de van oorsprong houten molen- uit steen opgetrokken. De molen is tussen 1956 en 1961 gerestaureerd door Staatsbosbeheer en maalt sindsdien weer regelmatig.
Uit koolzaad en raapzaad wordt in oliemolens raapolie geslagen, uit lijnzaad (van de vlasplant); lijnolie. Koolzaad- en raapolie werd vooral gebruikt als lampolie en bakolie, lijnolie werd voornamelijk verwerkt in groene zeep en gebruikt in de verfindustrie. Maar ook lijnolie kon voor verlichting dienen.
Het olieslaan
Het persen van de zaden gebeurt tussen twee draaiende stenen, de zogenaamde kollergang. Deze twee zware stenen rollen over de oliehoudende zaden waardoor deze open gaan. Daarna worden de zaden op een stenen plaat in een soort pan zonder bodem verwarmd. Met waterkracht wordt de inhoud van de pan omgeroerd. Als het geheel handwarm is, wordt het in een zak gestopt, tussen twee houten planken geduwd en daarna in een steeds nauwere wig geperst, het ‘kloppen’ genoemd. Dit gebeurt ook met behulp van waterkracht. Dit kloppen is tot vrij ver in de omgeving van de molen te horen. Onderin loopt de olie in een koperen pan. Vroeger werd er vooral koolzaadolie gemaakt, tegenwoordig wordt er lijnzaadolie gemaakt. De overgebleven lijnkoeken worden als veevoer verkocht. De lijnolie is in de molen te koop. In de late herfst wordt ook walnootolie geperst.