
De bijen vliegen weer na hun rustperiode in de winter. Maar ook in die rustperiode zijn ze actief. Al heel vroeg in het jaar wordt weer een broednest gevormd. Daarin groeien de nieuwe bijen op, die het volk in het voorjaar weer op sterke moeten brengen. Nu zijn volken vaak nog wat kleiner, maar bestaan toch uit een aantal duizenden bijen Straks, in de zomer, kan een volk wel uit 50 duizend bijen bestaan.
Er moet hard gewerkt worden om het voedsel voor het vormen van al die nieuwe bijen te leveren. Vandaar dat, als de temperatuur boven de 8 graden Celsius is, de bijen zoveel mogelijk stuifmeel en nectar halen. In het voorjaar zijn de wilg en de krokus geliefde drachtplanten.
Het is tijd voor de voorjaarsinspectie. Als alles goed is zie je bijen met stuifmeel de kast ingaan. De imker controleert het volk en kijkt of er nog voldoende voedsel in de kast is. De in de raten opgeslagen honing of suiker is in de winter voor een groot deel verbruikt. Er moet ook een voorraad aan stuifmeel zijn. Als er broed aanwezig is weet de imker dat de koningin haar werk goed doet. Alleen de koningin kan de eitjes leggen, waaruit de nieuwe bijen ontstaan.